Neem contact op: +31 88 130 06 00
Contact | Werken bij |
Om inzicht te verkrijgen in het risico op contaminatie van het grondwater vanuit het Oranjekanaal, is gekeken in welke mate oppervlaktewater door de zandige waterbodem van het kanaal infiltreert naar de onderliggende bodem. In het geohydrologische onderzoek is de doorlatendheid van de kanaalbodem berekend. Dit is van maatschappelijk belang, gezien de grondwaterwinning ten behoeve van de productie van drinkwater op korte afstand van dit kanaal.
De rol van Geonius
Ons werkveld Geotechniek heeft allereerst strategische boorpunten bepaald om mechanische- en handboringen uit te voeren bij en op het Oranjekanaal. Door middel van deze boringen konden met bemonsteringsapparatuur, waaronder steekbussen, geroerde en ongeroerde grond- en waterbodemmonsters worden genomen om de doorlatendheid van de bodem te bepalen. Dit is mede gedaan door middel van zeefkrommes, waarbij een zeefanalyse van het zand wordt gemaakt in een laboratorium. Middels emperische rekenformules wordt het doorlatendvermogen berekend. Daarnaast is door middel van zogenaamde falling head en constant head labproeven de doorlatendheidsfactor vastgesteld.
De uitkomsten van het onderzoek kwamen overeen met de hypothese. Het doorlatend vermogen van de algehele onderzochte bodem is aanzienlijk groter dan de waterbodem van het Oranjekanaal. Een verklaring hiervoor is te vinden in de aanwezigheid van het dunne laagje slib op de waterbodem. Dit zorgt er voor dat de waterbodem net iets meer weerstand biedt dan de omliggende landbodem.
Met de resultaten van het geohydrologisch onderzoek en de uitkomsten van het laboratorium is in combinatie met regionale data over het gebied een grondwatermodel opgesteld. Aan de hand van het programma MicroFEM zijn berekeningen uitgevoerd voor de grondwaterstroming en -standen. Met het model kunnen zowel stationaire als niet-stationaire berekeningen worden uitgevoerd. Hiermee is uiteindelijk het mogelijke lekdebiet van het Oranjekanaal in kaart gebracht. De resultaten sluiten aan bij de eerdere stijghoogte metingen van het grondwater waarbij peilbuizen in de bodem zijn geplaatst. De peilbuizen naast het kanaal en in de waterbodem tonen aan dat het kanaal de freatische grondwaterstand aanvult.
